Schouderklopje
Net als in ons eerste gesprek wordt er veel gesproken over medicatie en de fouten die hiermee gemaakt zijn. Het vertrouwen in artsen, verpleegkundigen en apothekers is verdwenen. Frustraties alom. Dit keer over de verzekeraar die hem laat vallen door medicatie niet te vergoeden. De toezegging dat de huisarts het op kan en zal lossen geeft hem geen rust.
Net als in ons eerste gesprek wordt hij rustiger naarmate het gesprek vordert. We richten ons op andere zaken. Op het mooie stel dat ze zijn. Al 49 jaar samen. Haar aanwezigheid is zijn grootste bron van rust. Zij kent de nodige lichamelijke beperkingen. Beperkingen die ze als kind overhield aan een infectie. Hij sloeg adviezen uit zijn omgeving in de wind en trouwde toch met haar. Zij was zijn alles en hij zorgde voor haar zoals niemand anders dat kon.
Nu zijn de rollen omgekeerd. Zijn longen laten het afweten. Hij kan niet meer zorgen. Hij krijgt zorg. En zal steeds meer zorg nodig hebben.
Als kind heeft hij zijn vader nooit horen zeggen dat hij het goed deed. Geen compliment of wat dan ook. ‘Ik heb nooit een schouderklopje gekregen’.
Nu hij niet meer aan zijn eigen maatstaven kan voldoen schiet de stem van zijn vader door zijn hoofd. Hij blijft weer in gebreke.
Al pratende ontstaat er helderheid. De behoefte aan controle over de medicatie krijgt nu kader. Om te kunnen zorgen moet de medicatie goed ingesteld zijn. Fouten in de medicatie kan hij zich niet veroorloven. Niet zorgen voor zijn meisje kan hij zich immers niet veroorloven. Hij wil het goed doen. Nu dit besef neerdaalt, doen de tranen het ook. Emoties krijgen de vrije loop.
Het gesprek verandert. We praten over hoe het zal zijn als hij niet meer voor haar kan zorgen, als hij er niet meer is. Dat overlijden geen falen is. Dat hij het goed doet. Verbondenheid heeft woorden gekregen.
Bij ons afscheid krijgt hij van mij een schouderklopje. En die neemt niemand hem meer af.
Christiaan Rhodius, arts palliatieve geneeskunde