Gevangenis
‘Dynamiek, man, volop dynamiek. Op tal van manieren.’ Richard steekt direct van wal. We kennen elkaar net. Bij kennismaking was zijn handdruk stevig, stonden zijn ogen gefocust. De ferme passen waarmee hij de spreekkamer in liep, deden geen ziekte vermoeden.
De touwtjes uit zijn capuchontrui bungelen nonchalant bij het schudden van zijn hoofd. ‘Ik ben geen type voor een psycholoog.’
Iets zegt me dat hij in het werkende leven aan de knoppen draait. Ik ben dan ook geenszins verbaasd te horen dat hij verantwoordelijk is voor twaalf bedrijven en doorgaans ingevlogen wordt als ‘troubleshooter’.
‘Ik heb vertrouwen in dokter Eijsbouts, mijn chirurg. Hij zei dat er prima met je te praten was, had zelf ook een keer goed met je gesproken. Dus daar zit ik dan.’ Richard draait op zijn stoel tot hij er praktisch zijwaarts op zit, zet zijn bril af en wrijft in de ogen. ‘Ik weet er gewoon geen raad mee.’ Hij haalt zijn schouders op en plaatst zijn bril weer terug. ‘Eerst ben je ziek en word je behandeld, deel één. Komen er uitzaaiingen en weet je dat je niet meer beter gaat worden, tijd voor afscheid, deel twee. Heb me inmiddels allang verzoend met de gedachte dat ik ruim voor mijn pensioen dood ben.’ Hij kijkt me indringend aan. Niets doet me twijfelen aan de oprechtheid van zijn woorden, maar rustig zitten doet hij ook niet. ‘Blijkt de nieuwe chemo opeens enorm goed aan te slaan. Maar wat moet ik daarmee? Hoeveel tijd heb ik dan nu nog wel? Kan ik echt de horizon een stukje verleggen?’
De machteloosheid die het ongewisse met zich meebrengt en die ik bij zo veel patiënten heb gezien, zie ik ook nu weer voor me.
‘Bij een misdaad is het simpel. De rechter wikt, weegt en beslist.’ Richard slaat zijn hand op de tafel alsof hij met de hamer van de rechter een klap geeft. ‘Je weet precies hoe lang je achter de tralies moet. Maar met ziekte… het is gewoon gissen.’ Hij schudt zijn hoofd.
‘Zo mooi heb ik het nog nooit iemand horen omschrijven. De onduidelijkheid is voor jou en mensen om je heen moeilijk te plaatsen, het geeft vaak een eenzaam gevoel. Veel mensen die meeleven, maar toch moet je er zelf doorheen.’
Richard knikt. ‘In deel twee weten mensen zich geen raad, zij kunnen net als ik niets met het ongewisse en het blijft dan stil.’
Onderling is het geenszins stil. Het is een memorabel, dynamisch gesprek. En zo blijkt maar weer… ook iemand die geen type voor psychologen zegt te zijn, heeft veel te zeggen.
Christiaan Rhodius, arts palliatieve geneeskunde, april 2018