Perspectief
Haar perspectief
Het is koud in de kamer, maar het weerzien is warm. Rona ligt met een grote glimlach onder haar eigen dekbed. Even rustig en ontspannen als de Boeddha op het dekbedovertrek.
‘Brrr, is de verwarming kapot of zo,’ vraag ik lachend.
‘Ik doe het raam wel dicht’, zegt haar echtgenoot Kees terwijl hij al opstaat uit de stoel naast haar bed.
‘Als Rona dit prettig vindt, dan laten we het gewoon zo, hoor.’
‘Ik vind het heerlijk zo,’ zegt ze. Haar hand die ik net schudde, verdwijnt weer onder de dekens en ze plooit het dekbed onder haar kin. ‘Ik ben nu in Bardo en het is precies zoals ik had gehoopt. Hier vind ik de rust die ik zo zocht, maar thuis niet kon vinden.’
‘Goed te horen. Want, tja, ook met de uitbreiding van zorg voelde je je thuis niet veilig genoeg hè?’ zeg ik zittend voor het open raam.
‘Klopt. Ik had behoefte aan zorg die continu aanwezig was. En dus kwam ik steeds weer terug naar het Spaarne Gasthuis. Als ik hier op de bel druk staat er binnen de kortste keren iemand naast mijn bed. Bovendien is het hier ook nog eens stiller dan in het ziekenhuis,’ zegt ze met een ontspannen gezicht dat ik nog niet eerder heb gezien.
Zijn perspectief
‘Is het voor jou ook rustig?’ vraag ik Kees. Hij zit in een dikke wollen trui met opstaande kraag in de grote stoel naast haar bed. Zijn baard doet me denken aan een schipper, maar ik weet wel beter. Hij werkt in het verzorgingshuis in de buurt, waar Rona eerder zelf ook werkte. Ook weet ik inmiddels uit ervaring hoe belangrijk het voor naasten is gehoord te worden. Vragen naar hun kijk op zaken levert vaak een verrassend antwoord op. Zo ook bij Kees.
‘Rustig is niet het goede woord. Ik ben natuurlijk blij voor Rona en voor de rust die zij hier vindt, maar thuis voel ik de leegte. Een voorproefje voor als Rona overleden is. Ik ben nu bezig met de verkoop van Rona’s auto. Als Rona er niet meer is zal ik ook ons huis me weer eigen moeten maken.’ Rona knikt hem begrijpend toe, terwijl hij wat heen en weer schuift in zijn stoel. ‘In het verzorgingshuis kom ik wel eens op kamers waar ik,’ hij draait met zijn hoofd, ‘op zoek ben naar de vrouw van de meneer die er woont. Die blijkt dan allang overleden te zijn, maar het huis is precies zo ingericht als op het moment van haar overlijden. Dat wil ik dus niet.’ Vertwijfeld haalt hij zijn schouders op. ‘Ik zal zelf verder moeten. Ik doe wat praktische dingen om maar bezig te blijven, zoals het wassen van haar auto, maar rustig…’
Hun perspectief
Het blijft stil. Ik kijk ze beiden aan. Dan kijken ze elkaar aan. Rona’s hand komt onder het dekbed vandaan en vindt die van Kees; samen en toch ook ieder voor zich.
Christiaan Rhodius, arts palliatieve geneeskunde